Wie deden er allemaal mee?

De Sovjet-Unie en de Verenigde Staten waren de twee grote partijen in de Koude Oorlog.
De communisten wilden een communistische wereld, de Amerikanen wilden een kapitalistische wereld.
Stalin, de Sovjet-dictator was bang voor het westen, voor het kapitalisme. Hij dacht dat communistische en kapitalistische landen niet vreedzaam naast elkaar konden leven.
Hij voelde zich onveilig. Hij dacht dat als de westerse mogendheden er de kans voor kregen ze zo een eind zouden maken aan het communisme. Om deze reden wilde hij Moskou beschermen. Dit deed hij door een nieuwe grens te maken. Een veiligheidscordon, ook wel de satellietstaten genoemd. De landen die hij bij de Sovjet-Unie toevoegden waren Estland, Letland, Litouwen en het oosten van Polen, Georgië en Roemenië. In Polen was men tegen het communisme, daarom stelde Stalin daar direct een communistische dictatuur in. In andere Oost-Europese landen werkten de communisten eerst nog samen met andere groeperingen, maar later namen ze ook in die landen alle macht in handen. 
De landen die rood gekleurd zij horen bij de satellietstaten.